Gezocht op: boter
Gezocht binnen spreekwoorden
boter
d.w.z. iemand iets verwijten; iemand de schuld geven van iets; eig. hem iets te slikken geven, dat niet lekker is (vgl. een bittere pil). De uitdr. komt in de Middeleeuwen voor in Des Coninx Summe, bl. 159: Ic salt hem noch op sijn broot legghen (betaald zetten); vgl. verder Anna Bijns, Refr. 48: Iets op iemants broot hanghen; in de 17de eeuw: iemand iets op sijn brood leggen (- smijten, - brengen). Zie verder Ndl. Wdb. III, 1542; Tuinman I, 199: Ymand iets op zyn brood schieten, ymand iets schimpswyze verwyten; V. Janus III, 50; Nachtkr. 48; Nest, 54; 100; Lev. B. 95: Anders had ......
Gevonden op: http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0369.php
d.w.z. iemand iets verwijten; iemand de schuld geven van iets; eig. hem iets te slikken geven, dat niet lekker is (vgl. een bittere pil). De uitdr. komt in de Middeleeuwen voor in Des Coninx Summe, bl. 159: Ic salt hem noch op sijn broot legghen (betaald zetten); vgl. verder Anna Bijns, Refr. 48: Iets op iemants broot hanghen; in de 17de eeuw: iemand iets op sijn brood leggen (- smijten, - brengen). Zie verder Ndl. Wdb. III, 1542; Tuinman I, 199: Ymand iets op zyn brood schieten, ymand iets schimpswyze verwyten; V. Janus III, 50; Nachtkr. 48; Nest, 54; 100; Lev. B. 95: Anders had ......
Gevonden op: http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0369.php